De Micro-V-riem vervult belangrijke functies in de motor. Zodra de motor draait, is de riem continu in werking. Hij drijft alle accessoires met riemaandrijving aan door de externe aandrijfonderdelen te verbinden: spanrollen, meelooprollen, torsietrillingsdempers en alternatorvrijloopschijven. De hoge temperaturen onder de motorkap plus de constante buiging eisen natuurlijk hun tol. Na verloop van tijd raakt de riem versleten en moet hij worden vervangen. Een correct gemonteerde en goed onderhouden riem gaat langer mee.
Wanneer moeten Micro-V-riemen worden vervangen?
Uit statistieken blijkt dat het aantal defecten drastisch toeneemt na het vierde werkjaar. Daarom adviseert Gates om Micro-V-riemen minstens om de vier jaar of na 100.000 km te vervangen.
Het vervangingsinterval van vier jaar geldt als vuistregel, maar is niet exact. Zo heeft stationair draaien in het verkeer een belangrijke invloed op de levensduur van de riem. Stedelijke verplaatsingen zijn extreme werkomstandigheden, die de riem blootstellen aan zeer grote spanning en slijtage. Daarom moeten
riemen regelmatig geïnspecteerd worden – zelfs riemen die minder dan vier jaar oud zijn – telkens wanneer een auto wordt binnengebracht voor onderhoud.
Wat volgt is een algemene stappenprocedure om multiriemen te monteren. Het gaat om algemene richtlijnen. Raadpleeg altijd de aanbevolen procedures van de autofabrikant voor vervanging en onderhoud voordat je een riem begint te monteren.
Hoe vervang je een Micro-V-riem?
STAP 1
Veiligheid voorop
Ontkoppel de accu en haal de handrem aan.
STAP 2
Maak een tekening of foto van het riemtraject.
Voordat je de oude riem verwijdert, bekijk je het riemtraject onder de motorkap en in de motorruimte. Zorg ervoor dat je vertrouwd bent met de configuratie.
STAP 3
Verminder de spanning. Zodra de riem niet meer aangespannen is, kun je die gemakkelijk van de schijven verwijderen.
Heel wat nieuwe auto’s gebruiken een automatische spanrol waardoor het onderhoud een stuk eenvoudiger wordt. Gebruik een moersleutel of een steeksleutel om de spanning te verminderen en blokkeer de spanrol in teruggetrokken positie.
Andere auto’s gebruiken spanrollen of onderdelen die manueel moeten worden geblokkeerd om de juiste spanning te verkrijgen. Dat zijn aandrijvingen met manueel regelbare spanning. Om de riem te verwijderen, hef je de spanning op.
STAP 4
Controleer het aandrijfsysteem op slijtage. Zorg ervoor dat de spanrol en de schijven in perfecte staat zijn. Gates adviseert om bij een onderhoud van het aandrijfsysteem een riemkit te monteren.
STAP 5
Controleer voordat je de nieuwe riem monteert of de schijven goed uitgelijnd zijn. Een verkeerde uitlijning veroorzaakt ernstige slijtage en schade aan de riem. Dit kan ook tot lawaai leiden of de riem in de distributieriemaandrijving trekken. Met het DriveAlign lasergestuurde uitlijngereedschap van Gates kun je heel snel de twee meest voorkomende uitlijningsfouten vaststellen.
STAP 6
Nadat je de volledige aandrijving grondig hebt onderzocht en versleten onderdelen hebt vervangen, kun je de nieuwe riem monteren. Volg daarbij de tekening, de foto of het riemtrajectschema. Breng de ribben zorgvuldig op één lijn met de groeven van de schijf en controleer of de riem recht op elke schijf ligt. Voel met je vingers over de schijven die je niet kunt zien om na te gaan of de riem correct is gemonteerd. Een slecht gemonteerde riem kruipt langs de rand van de schijf omhoog, of verspringt in de groeven, waardoor hij ernstige schade oploopt.
STAP 7
Span de riem correct aan. Als de aandrijving een automatische spanrol heeft, zet de spanrol dan langzaam los totdat de riem automatisch de juiste spanning aanneemt. Als het voertuig een manuele spanrol heeft, moet je zelf de riem tot de juiste spanning aanspannen. Je kunt de juiste spanning heel eenvoudig instellen met de STT-1 sonische riemspanningstester van Gates. Met de tester meet je snel keer op keer nauwkeurig de juiste spanning. Het is belangrijk dat je de montagespanning van de riem meet voordat je de motor laat draaien. Nadat je de nieuwe riem correct hebt gemonteerd, gebruik je de STT-1 om na te gaan of de spanning OK, te hoog of te laag is. Als er een aanpassing nodig is, dan pas je de spanning aan en voer je de meting opnieuw uit. Als de montagespanning in orde is, start je de motor en laat je hem enkele minuten draaien om zeker te zijn dat de riem goed werkt en de spanning gelijkmatig over de hele lengte van de riem wordt verdeeld. Na een test van de aandrijving moet de montagespanning niet opnieuw worden gemeten of aangepast.